|
1. |
reverentie zn. 'ontzag, eerbied' categorie: leenwoord Mnl. reverentie 'eerbetoon' [1265-70; VMNW], reverencie 'eerbiedwaardigheid' [ca. 1480; MNHWS]; vnnl. 'eerbied' [1506; WNT], reverentie 'id.' [1521; WNT], 'kniebuiging' [1653; WNT]. In de oudere betekenissen ontleend aan Latijn reverentia 'eerbied, ontzag', afleiding van reverērī 'vereren', gevormd met het intensiverende voorvoegsel re- bij verērī 'ontzag hebben voor', dat verwant is met het eerste lid in waarnemen. In de betekenis 'kniebuiging' een vernederlandste ontlening aan Frans révérence 'id.' [eind 14e eeuw; TLF], dat op hetzelfde Latijnse woord teruggaat. ◆ reverence zn. 'kniebuiging'. Nnl. reverence 'id.' [1824; Weiland reverentie]. Ontleend aan Frans révérence 'id.' [eind 14e eeuw; TLF], ontleend aan Latijn reverentia 'id.'. Fries: reverinsje
|
naar boven
|