1.   kandeel zn. 'warme wijndrank met kaneel, kraamwijn'
categorie:
leenwoord
Mnl. candeel 'warme drank' in een candeel van wine of van biere [1351; MNW-P]; nnl. kandeel ... warme drank ... uit wijn, suiker, kaneel, en eijerdoren toegemaakt [1824; WNT].
Ontleend, wrsch. via het Picardisch, aan middeleeuws Latijn caldellum 'warme wijndrank', verkleinwoord van klassiek Latijn calidum (vinum) 'warme wijn', zelfstandig gebruik van calidus 'warm', dat is afgeleid van calēre 'warm zijn', verwant met lauw. Als het woord wel rechtstreeks aan het middeleeuws Latijn is ontleend, kan de overgang van kaldeel naar kandeel worden verklaard door dissimilatie van l + l > n + l. Uit caldellum ontwikkelde zich Picardisch caudel; kandeel kan ook daaraan zijn ontleend, maar dan met een ingevoegde nasaal, zoals ook in een aantal andere Romaanse leenwoorden, bijv. komfoor en pompoen. Uitsluitsel is bij gebrek aan oudere attestaties niet te geven. Volksetymologische invloed van kaneel is in elk geval zeer onwaarschijnlijk, aangezien kaneel in de Middeleeuwen onbetaalbaar was en zeker nog geen standaardingrediënt van kandeel.
Engels caudle 'kandeel' uit Noord-Frans caudel.


  naar boven