1.   ontredderd bn. 'verward, gehavend'
categorie:
geleed woord
Vnnl. ontredderd 'gehavend, verward' in uytgetogen, Ontreddert en ontmant van menselijck vermogen 'buiten uzelf, verward en ontdaan van menselijke kracht' [ca. 1615; WNT uitg-].
Verl.deelw. van ontredderen 'in verwarring brengen', zoals in ontreddert veel aenslaghen '... stuurt veel plannen in de war' [1612; WNT]. Het werkwoord is afgeleid met het voorvoegsel ont-, dat hier tegenstelling uitdrukt, van redderen 'regelen, in orde brengen, opruimen'.
Fries: ûntrêden


  naar boven