1.   luttel bn. 'gering'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Onl. *luttil (bn.) 'klein, gering, jong enz.', ook zelfstandig gebruikt, maar alleen in Hoogduits gekleurde vormen als luzzundon (lees luzzilon, datief mv.) 'aan de kleinen (= kleingeestigen)' [10e eeuw; W.Ps.], en eyn luzzel thar nach 'een poosje daarna', thie luzzelon uohon 'de jonge vossen' [beide ca. 1100; Will.]; mnl. luttel (bn., bw.) 'klein; een kleine hoeveelheid; weinig; nauwelijks', bijv. in si clagede luttel 'ze klaagde nauwelijks' [1200; CG II], lettele scaplarise 'kleine schouderkleden' [1236; CG I], luttel 'klein' [1240; Bern.], want uns dar luttel af mag comen 'want daar hebben we weinig aan' [1220-40; CG II].
Os. luttil (mnd. luttel); ohd. luzzil (nhd. gewest. lützel); oe. lȳtel (ne. little); alle 'klein, weinig enz.'; < pgm. *lutila (> *luttila-), *lūtila-. Daarnaast met dezelfde betekenissen zonder achtervoegsel: pgm. *lūti-, waaruit: os. lūt; oe. lyt, lȳt; met andere stamklinker pgm. *lītila-, waaruit: on. lítell (nzw. lilla en uit de accusatief liten en litet); got. leitils; met andere achtervoegsels bovendien: onl. luttik [10e eeuw; W.Ps.]; os. luttik; West-Vlaams letter; ohd. luzzīg; ofri. lītik (nfri. lyts).
Verdere etymologie onbekend. De variatie -ū-/-ī- in de stam is ongewoon en op Indo-Europees niveau niet goed verklaarbaar. Buiten het Germaans bestaan er bovendien geen goed vergelijkbare woorden. Op grond van de vorm pleegt men verband te leggen met de bij leut 1 'pret' genoemde woorden < pgm. *leut- 'buigen', of met de bij lenig genoemde woorden < pie. *lei- 'afnemen, verdwijnen' (IEW 661), maar het voorgestelde betekenisverband tussen al deze woorden is niet overtuigend. De rijke en moeilijk verklaarbare Germaanse vormvariatie en het frequente voorkomen in toponiemen wijzen eerder op ontlening aan een voor-Indo-Europese substraattaal.
Luttel was oorspr. zowel zelfstandig en bijvoeglijk naamwoord als bijwoord en telwoord. Het is in de Nieuwnederlandse periode verouderd en vervangen door synoniemen als klein, gering, weinig, zelden, maar in sommige vaste verbindingen komt het nog steeds voor, bijv. een luttel bedrag 'een kleine geldsom', in luttele seconden 'binnen enkele seconden'. De Oudnederlandse vorm luttik en een korte vorm lut zijn nog herkenbaar in enkele plaatsnamen, bijv. Lutjebroek (Noord-Holland), mnl. Lutekebroec [ca. 1312; Van Berkel/Samplonius], Luttenberg (Overijssel), mnl. Luttenberch [1359; Van Berkel/Samplonius]. Buiten de landsgrezen: Letzenburg 'Luxemburg' betekent 'kleine stad' en stond in contrast met Mecklenburg, letterlijk 'grote stad'.
Fries: lyts


  naar boven