1.   kwitantie zn. 'betalingsbewijs'
categorie:
leenwoord
Mnl. quitancie 'schriftelijke verklaring van ontvangst' in bezeglen ... quitancien van ontfange [1358; MNW signet], quitanche 'kwijtschelding' [1361-62; MNHWS], 'verklaring dat voldaan is aan een (geldelijke) verplichting' in betaelt, ende quitancie daer af gegeven [1432; MNW-R].
Ontleend aan Oudfrans quittance 'schriftelijke verklaring dat aan een verplichting is voldaan' [13e eeuw; Rey], eerder al 'kwijtschelding' [ca. 1155; Rey], afleiding van quitter 'kwijtschelden, bevrijden', afleiding van quitte, zie quitte en kwijt. Een andere mogelijkheid is dat quittance gevormd is bij de middeleeuws-Latijnse juridische term quitare 'kwijtschelden', die teruggaat op vulgair Latijn quietare 'doen rusten', een afleiding van Latijn quietus 'rustig', waarvoor zie eveneens quitte.
kwiteren ww. 'voor voldaan tekenen'. Mnl. quiteren 'kwijtschelden' [ca. 1483; MNW]; vnnl. quiteren 'op schrift stellen dat een betaling voldaan is' [1534; WNT]. Ontleend aan Oudfrans quitter 'kwijtschelden, bevrijden' [ca. 1135; Rey] of rechtstreeks aan middeleeuws Latijn quitare 'kwijtschelden'.
Fries: kwitânsje ◆ kwitearje


  naar boven