1.   verraden ww. 'trouweloos handelen jegens; verklappen'
Onl. farrādan '(iemand) in het verderf storten, ten val brengen' in thaz er uon archelao ne wurthe uerraden 'opdat hij door Archilaüs niet ten val zou worden gebracht' [1151-1200; Reimbibel]; mnl. verraden 'verklappen, informatie over iets of iemand geven aan de vijand; uitleveren' [1240; Bern.], in Verraden ende ter crucen brocht 'verraden en aan het kruis gebracht', Dan hi verraden soude tland 'dan dat hij zijn land zou prijsgeven', Aldus heft hijt al verraden 'op die manier heeft hij alles verklapt' [alle 1285; VMNW]; vnnl. verraden '(een geheim o.i.d.) verklappen' [1599; Kil.].
Afleiding met het voorvoegsel ver- (sub c) van mnl. raden in de betekenis 'beramen, overleggen, beraadslagen' en 'adviseren', zie raden, waarbij het voorvoegsel de betekenis 'vernietiging, beschadiging' toevoegt, als in verbranden, vernietigen e.d.
Mnd. vorraden; ohd. firrātan (nhd. verraten); oe. forrǣdan; ofri. forrēda, urrēda (nfri. ferriede).
Fries: ferriede


  naar boven