1.   verplegen ww. 'verzorgen'
Mnl. verpleghen eerst in de algemenere betekenis 'instaan voor iets' [1285; VMNW] (net als het simplex pleghen), daarna 'verzorgen' in dat gij den selven een tijtlanck voederen ind verplegen 'dat u hen enige tijd zult voeden en verzorgen' [voor 1423; MNW].
Afleiding met het voorvoegsel ver- (sub d) van het werkwoord plegen in de betekenis 'verzorgen', zoals in riklike her sire plac. her gaf eme to etene genueg 'hij verzorgde hem royaal; hij gaf hem zoveel te eten als hij wilde' [1201-25; VMNW].
Fries: ferplege, ferpleegje (ontleend aan het Nederlands)


  naar boven