1.   aambeeld zn. 'ijzeren smeedblok'
categorie:
leenvertaling, geleed woord, volksetymologie
Mnl. anebilit 'aambeeld' [ca. 1300; Claes 1982, 180], aenbilt [ca. 1320; Claes 1982, 35], aenbelt, anevilt; vnnl. aembeld [1599; Kil.].
Wrsch. een leenvertaling van Latijn incūs, uit in 'aan, in' en cūdere 'slaan'. Het eerste lid is dan aan, met -m- door assimilatie van -n- vóór -b-; het tweede lid een volksetymologische vervorming (onder invloed van beeld) van een wortel pgm. *bautan- 'slaan, stoten', zie beat.
Mnd. anebot, anabolt; ohd. anafalz, anabolz, anabōz (nhd. Amboß); nfri. ambyld; oe. anfilte (ne. anvil). De vormen met -f- worden wel in verband gebracht met nzw. dial. filta 'houwen, slaan' (ook ozw. filte 'handgemeen, strijd').
Fries: ambyld


  naar boven