1.   dartel bn. 'speels'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Mnl. du biste alte ... derteliken op ghehouden 'je bent veel te fijngevoelig opgevoed' [1437; MNW-P], du biste een derten ridder 'je bent een lichtzinnig ridder' [1480; MNW derten], al zijn zij bi wylen derten 'al zijn ze soms wulps' [ca. 1486; MNW-P]; vnnl. darten 'jolig, overmoedig' [1619; WNT], de fluit, aen 's harders dartlen mont 'de fluit, aan de uitgelaten speelse, overmoedig vrolijke, mond van de herder' [1629; WNT], de dertle Wellust 'de wulpse wellust' [1645; WNT].
Mnd. derten, darten, dertel 'week, speels'; ofri. derten 'dwaas, krankzinnig' (nfri. derten).
De herkomst is onduidelijk. Mogelijk gaat dit woord terug op de wortel pie. *dher- (IEW 256), in dat geval is de betekenis 'springerig' en is het bijv. verwant met Grieks éthoron 'ik sprong', Iers dairim 'ik bespring'.
De betekenis 'lichtzinnig, wulps' is na de 18e eeuw verdwenen.
Fries: derten


  naar boven