1.   morfologie zn. 'leer van vorm en bouw'
categorie:
bedenker bekend, leenwoord
Nnl. morphologia "de leer van de vormen der natuurlijke ligchamen en hunne wording" [1832; Weiland], morphologie 'vormingsleer der organische lichamen' [1847; Kramers], 'vormleer, gedaanteleer' [1872; Van Dale], dierenmorphologie ... en ... plantenmorphologie [1937; WNT Aanv.], morphologie 'vormleer in de taalkunde' [1934; WNT Aanv.].
Internationaal wetenschappelijk neologisme, geïntroduceerd als Duits Morphologie 'vormleer' [1796; Pfeifer], en gevormd met het achtervoegsel -logie bij Grieks morphḗ 'vorm', waarvan de verdere herkomst onduidelijk is.
Het Duitse neologisme Morphologie wordt algemeen toegeschreven aan de Duitse schrijver en geleerde Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Hij gebruikte het woord als term voor de beschrijving van vormen en veranderingen in de natuur en de kunst; de term is overgenomen in de biologie, de geologie en de taalwetenschap.
Fries: morfology


  naar boven