|
1. |
culmineren ww. 'zijn toppunt bereiken' categorie: leenwoord Nnl. culmineren 'de meridiaan doorsnijden, (van hemellichamen) de hoogste stand bereiken' [1824; Weiland], 'de grootste hoogte bereikt hebben' [1872; Dale]. Ontleend aan Frans culminer 'zijn toppunt bereiken' [1751] of eerder nog direct aan Latijn culmināre 'zijn toppunt bereiken' bij het zn. culmen (genitief culminis) 'hoogste punt, top', met een oudere vorm columen, bij de wortel pie *kel-, zie hil 'heuvel'. In het middeleeuws Latijn werd dit woord gebruikt in de sterrenkunde om aan te geven dat de hoogste stand van een hemellichaam werd bereikt; de betekenis wordt later in het Nederlands en ook in andere talen steeds meer tot andere terreinen uitgebreid. Fries: kulminearje
|
naar boven
|