1.   totem zn. 'vereerd symbool'
Nnl. totem '(bij indianen) dierlijk of natuurlijk object, dat vanwege de met een familie of clan veronderstelde bloedverwantschap wordt vereerd als hun symbool; stamvader en beschermgeest van een indianenstam' in van wat geslacht of afkomst, van welk oud, eerwaardig Totem zij ontsproten [1862; WNT].
Ontleend aan Amerikaans-Engels totem 'vereerd symbool bij de indianen' [1760-76; BDE], een leenwoord uit een Noord-Amerikaanse indianentaal, wrsch. een Algonkintaal. De oorspr. betekenis is 'familie(teken)'. De oudst bekende attestatie komt in de vorm aoutem [1609; BDE] voor in een van de Algonkintalen in de Canadese provincie Nova Scotia, wrsch. een dialect van de Mi'kmaq-stam.
Fries: toatem


  naar boven