1.   grammatica zn. 'spraakkunst'
categorie:
leenwoord
Mnl. eerst in de vorm gramarie '(kunst van) het juiste gebruik der taal' [1240; Bern.], Karel ... leerde verstaen ... gramarie, alse hi was een kint 'Karel leerde de grammatica begrijpen toen hij een kind was' [1300-25; MNW-R]; daarna in de vorm gram(m)atica in wel geleert inder gramatiken 'goed onderlegd in de grammatica' [1458; MNW opwassen], die seuen vrie consten: rethorijcke ... logica, grammatica ... 'de zeven vrije kunsten, rethoriek ... logica, grammatica ...' [ca. 1500; WNT]; vnnl. grammatica "letterkunst" [1584; Twe-spraack], Latijnsche grammatica '(beschrijving van) de regels van het Latijn' [1613; WNT], grammatica "spraeckonst" [1625; WNT]; nnl. een Fransche grammatica 'boek waarin de regels van het Frans beschreven worden' [1717; WNT].
In de moderne vorm grammatica 'spraakkunst' ontleend aan Latijn (ars) grammatica < Grieks grammatikḗ (tékhnē) '(wetenschap der) letteren', afleiding (met het achtervoegsel -ikē ter vorming van een bn.) van grámma (genitief grámmatos) 'wat geschreven is, letter', van het werkwoord gráphein 'schrijven, tekenen', zie -grafie. In de Middelnederlandse vorm gramarie ontleend aan Oudfrans gramaire 'geleerdheid, wetenschap, vooral van spraakkunst en Latijn' [1121-34; Rey] (Nieuwfrans grammaire 'grammatica' en ook Engels grammar 'id.'), ontleend aan Latijn grammatica. Zie ook glamour.
De Griekse tékhnai (Latijn artes, vnnl. consten) waren het resultaat van het zoeken naar de relatie tussen taal, denken en dingen vanuit de filosofie. In de 1e eeuw voor Chr. legde Dionysius Thrax de inhoud van de tékhnē (het vak) grammatica vast; vak en inhoud kwamen naar Rome en verspreidden zich via het Latijn door heel Europa. Grammatica was de eerste der zeven vrije kunsten en maakte daarbinnen deel uit van het zogeheten trivium: grammatica, retorica (redekunde) en logica of dialectica; de grammatica beschouwde de zin via de woordvormen en woordvolgorde, dialectica en retorica deden dat vanuit de argumentatie en communicatie. In de 16e en 17e eeuw werd de klassieke grammatica in alle landstalen vertaald en gebruikt voor de beschrijving van de eigen taal.
De schoolgrammatica (met als model Donatus, 4e eeuw) en geleerde grammatica (geënt op Priscianus, 6e eeuw) doorliepen verschillende fasen (scholastiek, humanisme, traditionele grammatica, logische grammatica, enz.), waarbij men voor de moderne talen de zinsleer bij de grammatica trok. Wetenschappelijker en breder spreekt men gaandeweg van taalkunde, taalwetenschap als overkoepelende term voor alle disciplines van taalbeschrijving.


  naar boven