Gezocht op:
trefwoord: ""
en categorie: "geleed woord"

911 tot 920 van 3068

1 ... 301 ... 611 ... 891 | 901 | 911 | 921 | 931 ... 1221 ... 1531 ... 1831 ... 2141 ... 2451 ... 2761 ... 3061

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >

Index:



donjon
donk
donker
donor
donorcodicil
dons
donut
dood 1
dood 2
dood-

doodverven

doof
doofpot
dooi
dooien
dooier
doolhof
doop
doopceel
doopsel
doopvont


911.   doodverven
categorie:
geleed woord
Zie: gedoodverfd
912.   doofpot zn. 'pot waarin men turf of kolen dooft'
categorie:
geleed woord
Vnnl. doof-pot 'pot om kolen te doven' [1632; WNT lello]; vnnl. De Kool die helder leit te glooren ... Moet in de Doofpot haastig smooren 'de kool die helder ligt te gloeien moet in de doofpot snel doven' [1711; WNT], in de doofpot geraken 'doordat er geen ruchtbaarheid aan wordt gegeven, vergeten raken' [1912; WNT].
Samenstelling van het bn. doof, in het Middelnederlands ook doef 'opgebrand zijn' [1478; MNHWS], en het zn. pot 1.
Fries: dôfpot
913.   doolhof zn. 'kunstige dwaaltuin; ingewikkeld stelsel'
categorie:
geleed woord
Vnnl. dool-hoff 'zeer ingewikkelde zaak' [1583; WNT], Doolhof 'tuin waarin men kan verdwalen' [1560; WNT trekken].
Samenstelling van de stam van dolen 'dwalen' en het zn. hof 'tuin'. Mogelijk ontstaan als vertaling van Latijn labyrinthus 'labyrint', zie labyrint. Het opduiken van het woord in de 16e eeuw houdt mogelijk verband met het aanleggen van doolhoven in de tuinen, wat toen mode werd. Duits Irrgarten 'doolhof' is op dezelfde manier opgebouwd.
Fries: doalhôf
914.   doopceel
categorie:
geleed woord
Zie: ceel
915.   doopsel
categorie:
geleed woord
Zie: dopen 1
916.   doopvont
categorie:
geleed woord, leenwoord
Zie: dopen 1
917.   doordrammen
categorie:
geleed woord
Zie: drammen
918.   doorgaans bw. 'gewoonlijk, in de regel'
categorie:
geleed woord
Mnl. doregaens, doergaens: Alle laken van scorten selmen doergaens averechten metter schaer 'Alle lakens van schorten dient men in de regel te scheren op de verkeerde kant met een schaar' [1319; MNW].
Met een bijwoordelijke -s uit het teg.deelw. doregaende 'doorlopend' van mnl. doregaen 'doorgaan, doorlopen', dat weer gevormd is uit door en gaan.
Fries: trochgeans
919.   doorgronden ww. 'doordringen tot de grond van, doorzien, begrijpen'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Mnl. dorgronden 'begrijpen' [1265-70; CG II, Lut.K], vnnl. duergronden 'begrijpen' [16e eeuw; WNT].
Gevormd uit door- en het zn. grond in de betekenis 'diepte van een zaak', zoals ook blijkt uit de uitdrukking te gronde gaen 'doordringen tot het diepst van de zaak' [15e eeuw; MNW]. Wrsch. een leenvertaling van Frans approfondir 'diepgaande bestuderen' [13e eeuw], dat teruggaat op Latijn profundus 'diep'.
Fries: trochgrûnje
920.   doorluchtig bn. 'verheven'
categorie:
leenvertaling, geleed woord
Mnl. doerlichtegh 'verheven' [1290; Stall. I, 363], duerlichtighe 'verheven' [1400-50; MNW], doreluchtich [1477; Teuth.], ook dorelichtich, doreluchtig 'verheven, oprecht, inzicht hebbend'; vnnl. deurluchtigh 'illuster, verheven' [1599; Kil.].
Leenvertaling van Latijn perillustris 'zeer opvallend', waarbij Latijn per- 'door ... heen' is vertaald met door- en het bn. illustris, inlustris 'in het licht, lichtend, helder', als afleiding van Latijn lux 'licht' is herkend.
Het woord kon ook de betekenis 'doorzichtig' hebben, bijv. vnnl. nopen ende doorluchtigh 'open en doorzichtig' [1570; Stall.].
Fries: trochloftich

< Vorige 10 lemmata | Volgende 10 lemmata >
  naar boven