1.   vergenoegd bn. 'tevreden, opgewekt'
categorie:
leenwoord, geleed woord
Vnnl. hem sal ... houden vergenoucht 'zich tevreden zal stellen' [1601; iWNT], vergenougt ende verheught sijn 'blij en verheugd zijn' [1656; iWNT].
Leenvertaling van Duits vergnügt 'tevreden gesteld, schadeloos gesteld' [15e eeuw; Pfeifer], later ook 'opgewekt' [17e eeuw; Pfeifer], verl.deelw. van verg(e)nügen 'tevreden stellen' [15e eeuw; Pfeifer], later 'vrolijk maken' [midden 17e eeuw; Pfeifer], een afleiding van genug 'voldoende', hetzelfde woord als genoeg. Ook het Duitse werkwoord zelf is ontleend: vnnl. vergenouchen 'tevreden stellen' [1610; iWNT], eerder al sick verghenoeghen 'tevreden zijn (met)' [1568; iWNT].
Vergenoegd verving het oudere vernoegd 'tevreden' < mnl. vernoecht (als vernoueht, lees vernoucht? [1367; MNW]), bij vernoegen 'tevreden stellen'. Dit werkwoord is afgeleid van noegen 'bevallen' [1365-85; MNW], maar ontlening aan Middelhoogduits vernüegen 'tevreden stellen' [1300-1500; Gärtner] is niet uitgesloten.
Fries: fernoege


  naar boven