1.   verdrieten ww. 'onaangenaam aandoen'
Onl. farthrietan 'onaangenaam aandoen' in wanda mich thero werelde uerthruzet 'omdat de wereld mij verdriet' [ca. 1100; Will.]; mnl. verdriten 'weerzin inboezemen' [1240; Bern.], meestal verdrieten, zoals in [ic] ne beghere niet dats den lesere iet verdriet 'ik wil niet dat het de lezer ook maar een beetje ergert' [1276-1300; VMNW].
Afleiding met het voorvoegsel ver- (sub c) van het in het Nederlands niet meer als simplex geattesteerd werkwoord *drieten 'weerzin wekken'.
Deels met ander voorv.: os. a-thriotan 'weerzin inboezemen' (mnd. vordrēten 'ergeren'); ohd. ir-driozan 'tegenzin wekken' (mhd. verdriezen 'ergeren', nhd. verdriessen); nfri. fertriette 'verdrieten'; oe. ā-þrēotan 'vermoeien; ergeren'; on. þrjóta 'opraken, uitgeput raken' (nzw. tryta); got. us-þriutan 'lastig vallen'; < pgm. *-þreutan- 'bedrukken, moe maken'.
Hierbij de afleidingen verdriet (zie onder) en verder: mnd. vordrēt 'ergernis'; mhd. verdriez 'ergernis, tegenzin' (nhd. (vero.) Verdriess); nfri. fertriet 'verdriet, tegenzin'. Daarnaast staat met a < pie. o-trap ohd. firdrōz 'tegenzin, afkeer' (mhd. verdrōz 'tegenzin') en met nultrap mhd. verdruz 'tegenzin' (nhd. Verdruss 'ergernis'). Ook het simplex þrēat 'pijnlijke druk; dwang; smart' (ne. threat 'bedreiging') gaat terug op een ablaut met pgm. -a- < pie. o-trap.
Verwant met: Latijn trūdere 'stoten, dringen'; Litouws triūsas 'inspanning, moeite'; Oudkerkslavisch trudŭ 'id.', truditi 'lastig vallen, kwellen'; Welsh cythrudd 'ergeren'; < pie. *treud- 'stoten, drukken' (IEW 1095-1096).
Een abstrahering van de fysieke uitgangsbetekenis van verdrieten was blijkens de vindplaatsen al vergevorderd in de Oudgermaanse talen en is ook in andere Noord-Europese talen merkbaar. In het Germaans komen als algemene betekenissen 'geestelijk belasten' en 'lastig vallen' naar voren. Hierbij komen allerlei nuances voor, van 'kwellen' tot 'vervelen' en van 'verdriet toebrengen' tot 'onbehagen wekken'. Waarschijnlijk in verband met deze abstrahering kwam als oorzaak van het verdriet meer en meer een gebeurtenis of toestand voor en werd het werkwoord onpersoonlijk ('het verdriet me'). De vervaging van de veroorzakende omstandigheid en van de aard van de veroorzaking moet hebben geleid tot een verschuiving in de perceptie van het gebeuren. Het is de gemoedstoestand als gevolg van verdrieten die op de voorgrond is komen te staan, in de zin van 'ik ben er moe van, ik heb er geen zin in', in plaats van de veroorzaking zelf. Aangenomen mag worden dat de vage betekenis en het verschil ervan met die van de afleiding verdriet ertoe hebben geleid dat dit werkwoord vrijwel uit het spraakgebruik is verdwenen.
verdriet zn. 'geestelijke smart'. Mnl. verdriet 'afkeer, tegenzin' in verdrit [1240; Bern.], 'smart; ellendige toestand' in dat uerdrit Dat si dat lesen uaren lit 'de smart dat ze het lezen (van psalmen) achterwegen liet', So groet verdrit din wiue doegen 'in welk een ellendige toestand die vrouwen verkeerden' [beide 1265-70; VMNW], 'verveling' in Vander plaetsen diere omme liep, dat men wel kerchof heeten mach, sone willic hier scriven niet, want het ware al in (tot) verdriet 'over het terrein dat er omheen gelegen was, dat men wel een kerkhof kan noemen, wil ik hier niet schrijven, want dat zou alleen maar vervelind zijn' [1321; MNW]. Afleiding van verdrieten.
Fries: fertriettefertriet


  naar boven