1.   kaard(e) zn. 'plantengeslacht (Dipsacus); wolkam'
categorie:
leenwoord
Mnl. carde, caerde 'kaardenbol (als plant of gereedschap)': van karden. van der .marc. vi. d. 'voor zes penning aan kaardenbollen van de marke' [1288-1301; CG I, 1337], te strikene met kaerden 'met kaarden te bewerken' [1294; CG I, 2068]. Bij uitbreiding ook 'ijzeren wolkam' [1337-78; MNW]. Dat Latijn borith 'zeepkruid' wordt vertaald met mnl. carde [1240; Bern.] berust op verwarring van beide planten.
Oude ontlening aan middeleeuws Latijn cardo 'kaarde', dat teruggaat op klassiek Latijn carduus 'distel', wegens de stekeligheid van de kaarde. Verlenging van de klinker voor r + dentaal komt in het Nederlands vaker voor, zie bijv. haard.
Evenzo zijn ontstaan: os. karda; ohd. karda (nhd. Karde); ofri. carda; me. carde 'wolkam' [15e eeuw; OED] (ne. card) is ontleend aan het mnl. (mogelijk via het Frans).
Latijn cardo hoort bij het werkwoord carrere 'kammen met een kaarde, kaarden'; verwant met Middelnederduits harst 'hark'; Litouws karšti 'kammen, kaarden'; Oudkerkslavisch krasta '(lepra)korst' (Russisch korosta, Tsjechisch chrásta 'korst') < pie. *korHs-. Wrsch. horen bij deze groep ook: Engels harsh 'ruw, hard', Middelnederduits (> nhd.) harsch 'id.', Noors en Deens harsk 'ranzig, smerig', Zweeds härsk (vero.), härsken 'id.'.
De kaarde is een distelachtige plant. Inheems in Nederland en België is alleen de grote of wilde kaardenbol (Dipsacus fullonum), een andere soort is de weverskaarde (Dipsacus sativum, ook wel beschouwd als ondersoort van de D. fullonum), die in Zuid-Europa op grote schaal gekweekt werd en waarvan de stekelige vruchtomhulsels werden gebruikt als gereedschap in de lakenindustrie om het laken mee op te ruwen (te kaarden). Een ijzeren gereedschap met dezelfde functie, maar dan voor wol, werd ook zo genoemd.
Als gevolg van de hegemonie van de middeleeuwse Vlaamse lakenindustrie is mnl. carde ontleend door het Frans als carde 'kaardenbol als gereedschap' [13e eeuw; Rey], naast het regelmatig uit het Latijn ontwikkelde Franse chardon 'kaardenbol', oorspr. 'distel'.
Fries: kaarde


  naar boven