1.   kaapstander zn. 'windas'
categorie:
leenwoord, volksetymologie
Vnnl. caepstande 'verticale spil voor het bewegen van lasten' in de caepstande, met welcken engiene men scip laet en lost 'de kaapstander, met welk apparaat men het schip laadt en lost' [1530; WNT], capestand [1567; Nomenclator], kapestant [1588; Kil.], kaapstander [1681; WNT].
Ontleend aan Middelfrans cabestant 'kaapstander' [cabestent 1371; Jal] (Nieuwfrans cabestan), met in het Nederlands volksetymologische vervorming onder invloed van kaap en stander (al mnl.) 'verticale balk'. Verdere herkomst onduidelijk. Misschien ontleend aan Provençaals cabestan, nevenvorm van cabestran 'apparaat voor het opwinden van kabels', dat dan het teg.deelw. moet zijn van *cabestrar 'kabels opwinden' bij het zn. cabestre 'touw van een katrol', eerder al 'gestel van touwen of riemen, halster', uit Latijn capistrum 'halster', een afleiding van capere 'grijpen, vasthouden', zie heffen. Een probleem hierbij is dat de Provençaalse afleidingen in deze betekenissen pas laat of helemaal niet geattesteerd zijn. Het alternatief is ontlening aan Spaans cabrestante, cabestrante 'rechtopstaand hijswerktuig' [1518 resp. 1595; Corominas] of Portugees cabrestante [15e eeuw; Da Cunha], gevormd uit cabra 'geit' en een teg.deelw. bij estar 'staan' (vergelijk Nederlands bok 'mannelijke geit' en 'hijswerktuig'). Los van het probleem van de dateringen is zo'n vroege ontlening uit het Spaans in het Frans weinig wrsch.; de ontlening zal eerder andersom zijn verlopen, waarna dan in het Spaans volksetymologische vervorming heeft plaatsgevonden
Eveneens al vroeg aan het Frans ontleend is Engels capstan 'kaapstander' [ca. 1325; OED].
Fries: -


  naar boven