1.   kaak 2 zn. 'schandpaal'
categorie:
substraatwoord
Mnl. kaeck, cake etc. 'schavot, verhoogde stellage waarop misdadigers werden gestraft' in opten kaec staen ende den steen draghen 'op de kaak staan en de steen dragen' [1363; MNW], op die cache setten 'op het schavot zetten' [1469; Stall. II].
Wrsch. een betekenisverenging van 'stelling, steiger, stellage', zoals in eyn kake ..., dair eyn man op stain mach endeputten water uyt der stat grafft 'een stellage waarop een man kan staan om water te putten uit de stadsgracht' [1462; MNW swengel]. Van een oorspr. betekenis '(schand)paal' (FvW) of 'ton' (MNW, Kiliaan 1599) zijn in het Middelnederlands geen sporen. Het woord was in het Middelnederlands vooral noordelijk en is ook verder binnen de Germaanse talen weinig verspreid. De verdere herkomst is onbekend.
Mnd. kāk 'schavot', waaruit zijn overgenomen: mhd. kak, kake, nzw. kåk (later ook 'krot, hut'), nde. kag. Nfri. kaak is ontleend aan het Nederlands.
Buiten het Germaans geen aanknopingspunten. Net als bij kaak 1 geldt ook hier dat de niet-Indo-Europese structuur van een potentiële reconstructie pie. *gVg- (twee stemhebbende medeklinkers) kan duiden op herkomst uit een voor-Indo-Europese substraattaal. Hoewel in het Nederlands de betekenis 'paal' alleen secundair is, is dit volgens Elmevik (1967) toch de oorspr. Germaanse betekenis; hij ziet verband met het tweede lid in ohd. slito-chōho 'sledeijzer' en met woorden als keg en kegel. De in dat geval te veronderstellen klinkervariatie wijst eveneens in de richting van substraatherkomst. Verwantschap met Litouws žãgaras 'dorre tak' is zeer onwrsch.
Op de kaak werden misdadigers gegeseld of tentoongesteld als vernedering. Zo iemand stond dan bijv. vast aan een paal, en door betekenisoverdracht kon kaak ook die paal aanduiden, zodat naast op de kaak vanaf het Vroegnieuwnederlands ook aan de kaak bestaat. Het woord is verouderd, behalve in de uitdrukking iets aan de kaak stellen 'iets verachtelijks publiek maken', voorheen ook iemand aan de kaak stellen.
Kiliaan 1599 geeft de definitie "kaecke vet. .j. tonne, d.i. kaecke, verouderd, zie tonne"; er bestaan geen feitelijke attestaties van cake in die betekenis in het Middelnederlands, zie de literatuur bij kaken. Wrsch. baseerde Kiliaan zijn definitie op Frans caque 'harington'. Een kaecke 'schavot' beschrijft Kiliaan vervolgens als een "ronde verhevenheid naar de gedaante van eene ton of een vat", maar ook hiervoor is geen enkele middeleeuwse bevestiging te vinden.
Literatuur: L. Elmevik (1967), Nordiska ord på äldre kāk- och kā(k)s-: en etymologisk och ljudhistorisk undersökning, Uppsala
Fries: kaak


  naar boven