1.   kapiteel zn. 'bovenste deel van een zuil'
categorie:
leenwoord
Mnl. capiteel 'bovenstuk van een zuil' in dat capiteel dat dar vp lach 'het kapiteel dat erop lag' [1285; CG II, Rijmb.].
Ontleend aan Laatlatijn capitellum 'hoofdje, kapiteel', een toepassing in de architectuur van klassiek Latijn caput 'hoofd', verwant met hoofd en zie kaap.
Een ander Laatlatijns verkleinwoord is capitulum, zie kapittel.
Fries: kapiteel


  naar boven