1.   vaag bn. 'onbepaald'
Nnl. in de Latijnse voorzetselverbinding in vago 'onbepaald, onduidelijk' in Ofschoon de bemoeinissen en goede Officien ... My nog enkel by gerugt en in vago zyn ter oren gekomen [1760; Leeuwarder Courant], vague, vaeg 'onbepaald' in die vage en algemene ophef [1768; Nieuwe Nederlandsche jaarboeken], vague en zonder bewys onderstelde beschuldigingen [1798; iWNT woest I].
Ontleend aan Frans vague 'onbepaald' [1316-28; TLF], eerder 'zwervend' [1213; TLF], van Latijn vagus 'zwervend; onbepaald'.
Literatuur: Nieuwe Nederlandsche jaarboeken, of vervolg der merkwaardigste geschiedenissen, die voorgevallen zyn in de Vereenigde Provinciƫn, de Generaliteits landen, en de volkplantingen van den staat, Leiden (1768), 1150
Fries: -


  naar boven