1.   latoen zn. 'geelkoper, messing'
categorie:
leenwoord
Mnl. laton 'messing' in een metal ... dat wanic dat laton mach sijn 'een metaal waarvan ik meen dat het messing is' [1287; CG II], latoen in taflen ..., die waren van latoene fijn 'dekplaten, die van prachtige messing waren gemaakt' [1300-25; MNW-R].
Ontleend aan Oudfrans laton 'messing' [ca. 1170-80; Rey] (Nieuwfrans laiton), ontleend aan Arabisch lāṭūn 'koper', ontleend aan Turks altun 'goud; koper' (moderne vorm altın).
Het Germaanse synoniem messing is het gewone woord voor geelkoper, een legering van koper en zink. Soms gebruikt men het woord latoen voor messing dat in dunne platen is geperst; men spreekt ook wel van latoenkoper en latoenmessing.
Fries: -


  naar boven