1.   modem zn. 'apparaat dat digitale signalen omzet in analoge, en omgekeerd'
categorie:
leenwoord, verkorting
Nnl. modem 'toestel voor modulatie en demodulatie t.b.v. telefoonaansluitingen' [1970; Van Dale].
Ontleend aan Engels modem 'modem' [1958; OED], dat kunstmatig gevormd is uit de eerste letters van modulator en demodulator.
Fries: moadem


  naar boven