1.   sectie zn. 'insnijding; afdeling'
categorie:
leenwoord
Vnnl. sectie 'insnijding, operatie, lijkopening om de doodsoorzaak vast te stellen, autopsie' in gelijck de sectie nae des selfs overlijden sulcx te kennen heeft gegeven 'zoals de sectie na zijn overlijden dit te kennen heeft gegeven' [1625; WNT Supp. apostematie], 'deel van een militair peloton of batterij' in Colonne, divisie, peloton, sectie: halt! Rechtsomkeert: halt! [1673; WNT halt II]; nnl. 'dwarsdoorsnede' zoals in Dat de minste vertraging in het midden der Sectie van een Rivier bevonden zal worden [1778; WNT vlieten], 'elk van de afdelingen waarin een vergadering, universitaire faculteit, ministerie zich voor bepaalde werkzaamheden splitst' in de sectie van koophandel en koloniën [1806; Leeuwarder Courant], 'stadswijk' [1824; Weiland], 'kadastrale onderverdeling' in kadastraal bekend gemeente Odoorn, sectie A [1853; WNT veenschap], 'elk van de gedeelten waarin een spoor- of tramlijn ten behoeve van de exploitatie of het tarief wordt verdeeld' in het ontblokken van de voorafgaande sectie [1903; WNT blokken].
Al dan niet via Frans section 'afdeling' [1660; Dauzat], eerder al 'insnijding' [1366; Rey], ontleend aan Latijn sectiō (genitief -iōnis) 'insnijding, het insnijden; openbare verkoop van een boedel of woning in afzonderlijke delen', afgeleid van secāre (verl.deelw. sectum) 'snijden, versnijden, opereren, amputeren', verwant met zaag.
Fries: seksje


  naar boven