1.   staffel zn. 'berekeningsmethode'
categorie:
leenwoord
Nnl. staffel 'berekening bij iedere saldowijziging' eerst in samenstellingen en afleidingen, zoals in staffel-tarieven 'tarieven die trapsgewijs stijgen of dalen naar gelang van de markttarieven' [1899; Woordenschat], staffelmethode 'zekere methode van renteberekening in rekeningcourant' [1912; Kramers], staffelen "door beurtelings op te tellen en af te trekken het saldo van een reeks getallen bepalen" [1919; WNT staffelen], dan ook het simplex in (over looptijden van staatsleningen) geleidelijk aan verlengd, hetgeen ... door den staffel mogelijk wordt gemaakt [1938; Vaderland], staffel 'volgens de staffelmethode gemaakte berekening; lijst waarop een renteberekening wordt geschreven' [1950; Van Dale].
Ontleend aan (vooral zuidelijk) Duits Staffel 'trapsgewijze indeling', een betekenis die bij overdracht is ontstaan uit 'graad, (trede van een) trap', eerder ook al algemener Duits 'stapelplaats' [15e eeuw; Pfeifer], nog eerder staffal, stapfal 'voetstuk' [10e eeuw; Pfeifer], hetzelfde als stapel.
Fries: -


  naar boven