1.   stadion zn. 'omvangrijk sportterrein met tribunes'
Nnl. Stadie 'loopbaan, waarin men om de prijs wedijverde' [1824; Weiland] stadion 'baan voor hardloopwedstrijden' in het stadion, de renbaan voor den wedloop, dat van het noorden naar het zuiden eene lengte van bijna tweehonderd ellen had [1887; Reis door Griekenland], 'sportterrein met tribunes' [1917; Kramers II].
Ontleend aan Grieks stádion 'bepaalde lengtemaat; renbaan'.
Literatuur: Z.a. (1887), 'Reis door Griekenland', in: De aarde en haar volken 23
Fries: stadion


  naar boven