1.   staal 2 zn. 'proefmonster'
categorie:
leenwoord
Mnl. stael 'monster; mal, voorbeeld' in men sel alle moreyde blawen op een stael 'men moet al het donkere laken blauw verven naar dezelfde voorbeeldlap' [ca. 1350; MNW], sijn goet dat hij vercopen wille off een stael daer aff '... of een monster daarvan' [1403; MNW tone], vnnl. stael 'voorbeeld, model' [1572; Thes.], van wat stael ... de wetten ghemaect worden 'naar welk voorbeeld ...' [1581; WNT], 'officieel model' elf penningen fijn silvers ..., volgende de stalen ofte patroonen, die ... vande Generael-meesters vander Munte ... gelevert sullen worden [1606; WNT], ook het verkleinwoord in mandekens ... met een staaltjen van onze Goojse ooft [ca. 1640; WNT]; nnl. staal, staaltje 'voorbeeld' in een staaltje van Babelsche spraakverwerring [1731; WNT], Onlangs hoorde ik hier van een zeer merkwaardig staaltje [1735; WNT], ook in samenstellingen als staalboek 'boek of map met monsters en voorbeelden' [voor 1895; WNT].
Ontleend aan Oudfrans estal, estel 'id.' [eind 12e eeuw; TLF] (Nieuwfrans étalon 'ijkmaat, standaardmaat, proefmaat'), dat zelf wrsch. is ontleend aan een Frankisch zn. *stalo, dat mogelijk 'paal, lat, maatlat' betekende en dan verwant is met steel 'handvat in de vorm van een stok'.
Fries: jestaal, staal, steal


  naar boven