1.   staak zn. 'dunne paal'
categorie:
erfwoord
Onl. in de poldernaam Steckede 'Steekt' (Zuid-Holland) [1165; Künzel] (met umlaut); mnl. stake 'staak' [1240; Bern.], verder 'steunbalk, stut' [1287; VMNW], 'stok, stang, vaak puntig, soms als wapen' [1291-1300; VMNW], ook 'in de grond staande boom of plant' in Of hine soude binden landen Enen stake niet laten standen 'of hij zou binnen die landen nog geen boom laten staan' [1350-1400; MNW] en 'familietak' in teenen eersten stake ..., daer alle tgheslachte af descendeert 'bij een eerste familiestam, waarvan het hele geslacht afstamt' [1485; MNW]; vnnl. tevens 'boomstronk' [1530; MNW] en staeck 'nakomelingschap' [1588; Kil.].
Mnd. stake 'dikke stok, staak' (nhd. Stake(n) 'staak, lat'); nfri. staak 'staak' en staach 'familietak'; oe. staca 'paal' (me. stake 'stok, grote tak', ne. stake 'staak'); on. staki 'staak' (nzw. stake); < pgm. *stakan-. De stam *stakan- is ontstaan uit het paradigma van een pgm. ablautende n-stam *stegō-/*stagō, genitief *stakkaz 'stok, staak'. Als gevolg van eindmedeklinkerwisselingen in de wortel kende dit paradigma sterk uiteenlopende vormen. Door van dialect tot dialect uiteenlopende keuzen bij de analogische gelijkmaking van de medeklinkers zijn verschillende nieuwe paradigma's ontstaan, waarvan *stakan- ten grondslag ligt aan staak.
Verwant met: Grieks stókhos 'bakstenen pilaar'; Litouws stãgaras 'stengel'; Russisch stožár 'steunpaal van een hooimijt, stok'; < pie. *stogh- (IEW 1014).
In de Germaanse talen komt een reeks van woorden voor die beginnen met st- en 'staak, stok, balk e.d.' betekenen, zoals Nederlands staak, stok 1, staaf, staf en stek. Deze woorden worden met verschillende wortels in verband gebracht. Wat staak betreft zijn in dit verband onder andere genoemd de wortels pie. *steig- 'steken, scherp zijn', zie steken, en pie. *steh2k-, zie stag. Hoewel deze naar betekenis goed bij staak zouden passen, maken formele overwegingen een herkomst daaruit onwaarschijnlijk.
Het Frans kent enkele woorden die in verband worden gebracht met Oudnederlandse vormen van staak. Attacher 'bevestigen' is met vervanging van het voorvoegsel ontwikkeld uit Oudfrans estachier 'vastbinden, -maken', waarvan meestal wordt aangenomen dat het een afleiding is van estache 'staak' uit Frankisch *stakka 'staak', waarvoor zie attaché. Het woord étai 'steunbalk' zet het Oudfranse estaie 'houten latwerk om een bouwwerk voorlopig te stutten' voort, dat is ontwikkeld uit Frankisch *staka 'steunbalk'.
Literatuur: Krahe/Meid III, 149; Kroonen 2009
Fries: staak


  naar boven