1.   schering zn. 'lengtedraden van een weefsel'
categorie:
geleed woord
Mnl. des webbes scheryng 'de lengtedraden van een weefsel' [1477; Teuth.]; nnl. Zij is met Willem ... scheering en inslag 'zij vormt met Willem één geheel' [1784; iWNT], want Azor is hier scheering en inslag 'want Azor is hier vrijwel het enige waar ze het over hebben' [1785; iWNT], Principieele uiteenzettingen waren schering en inslag '... waren aan de orde van de dag, kwamen regelmatig voor' [1900; Leeuwarder Courant].
Afleiding van scheren 2 'spannen' met het achtervoegsel -ing.
Opzichzelfstaand is het woord een vakterm voor de gezamenlijke, vooraf gespannen kettingdraden van een weefsel. De draad die men bij het weven daartussen heen en weer laat gaan, heet de inslag. De schering en de inslag vormen dus samen een geheel, zodat schering en inslag overdrachtelijk 'een geheel' kon gaan betekenen. De betekenis is daarna enigszins veranderd: tot ver in de 19e eeuw betekende de uitdrukking vooral 'alles waar het om draait, het enige waar men over denkt of spreekt'. Gewoonlijk keert zo'n onderwerp dus vaak terug; vanaf de 20e eeuw is de betekenis dan ook overwegend 'terugkerend onderwerp, fenomeen e.d.'.
Fries: skearing


  naar boven