1.   solarium zn. 'zonnebank'
categorie:
leenwoord
Nnl. solarium 'zonnewijzer; een aan de zon blootgestelde plaats, een plat dak' [1863; Kramers]; in ieder huis heeft zijn eigen solarium, dit is een open ruimte, waar de zon vrijen toegang heeft en waar men zonnebaden kan nemen [1927; Leeuwarder Courant], 'zonnebank' in Solarium model 500 W. Bijzonder geschikt voor gelijktijdige bestraling van meerdere personen in "zonnekamer" (advertentie Philips) [1955; Leeuwarder Courant].
Wrsch. in de huidige betekenis ontleend aan Engels solarium 'terras of ruimte om te zonnebaden' [1894; OED], dat ontleend is aan Latijn sōlārium 'zonnewijzer; plat dak, terras; bovenste verdieping waar de zon komt', zie verder zolder.
In het Engels betekende het woord al eerder 'ruimte met veel glas zodat het licht kan binnendringen' [1891; OED] en 'terras of ruimte om te zonnebaden' [1894; OED]. Hieruit is later de kunstmatige variant van de zonnebank ontwikkeld [1960; OED].
Fries: solarium


  naar boven