1.   deinzen ww. 'terugtrekken'
categorie:
erfwoord
Mnl. deinsen: datten weder deinsen / Dede achterwert 'wat hem achteruit deed deinzen' [1265-70; CG II, Lut.K]. Daarnaast mnl. deisen 'terugwijken, achteruitdeinzen' in si deisden achterwaert 'zij deinsden terug' [1470; MNW]; vnnl. deinzen, deynsen 'id.' [1562; Naembouck].
Als men aanneemt dat deinzen een causatief bij dit sterke werkwoord is, dus uit pgm. *þans-jan-, dan zou de spelling met -ei- veroorzaakt kunnen zijn door de positie voor een gedekte nasaal zoals in einde en zou het eventueel verwant zijn met deinen.
Mogelijk verwant met het sterke werkwoord onl. -thinson 'uitstrekken'; ohd. dinsan 'slepen, neerdrukken'; got. -þinsan 'trekken'; < pgm. *þins-, *þans- 'trekken, spannen'.
Een andere mogelijkheid is dat het woord secundair een -n- heeft gekregen en hetzelfde is als mnl. deisen 'huiveren, sidderen' (niet verwant met gedeisd). De herkomst van dit woord is onbekend. NEW denkt vanwege de beperkte verbreiding aan een substraatwoord, maar de betekenis maakt dat minder wrsch. In zulke woorden komen vaker optionele prenasalisaties voor (Kuiper 1995).


  naar boven