1.   scherm zn. 'bescherming'
categorie:
waarschijnlijk erfwoord
Onl. skirm 'bescherming' in wanda ich sinen skirm ie hafda 'want ik had altijd zijn bescherming' [ca. 1100; Will.]; mnl. scherm 'beschermend voorwerp' in de samenstelling schermbert 'lichtscherm': scerebert [1240; Bern.], dan als simplex in Haer swerde en spaerden si niet noch haer sceermen 'zij spaarden noch hun zwaarden noch hun schilden' [ca. 1410; MNW], Scermen die wt dicke balcken ghemaect waren 'schutsmuren die van dikke balken waren gemaakt' [1420; MNW], eyn scherm dat men teghen den scheme sett 'een scherm dat men opzet tegen de zonneschijn' [1477; Teuth.].
Mnd. scherm, scharm, vanwaar door ontlening nzw. skärm; ohd. skirm (nhd. Schirm); nfri. skerm; alle 'beschermend voorwerp, schild', < pgm. *skirmi- (< ouder*skermi-), *skerma-. Het woord is uitsluitend West-Germaans, maar is wel ontleend door de Romaanse talen als Frans escrime 'schermkunst', Italiaans schermo 'bescherming', Spaans en Portugees esgrima 'schermkunst'. Zie ook de afleidingen schermen en beschermen.
Traditioneel gaat men uit van een betekenis 'schild uit een gespannen dierenhuid'. Het woord zou dan verwant zijn met: Sanskrit cárman- 'huid, vel', Avestisch čarəman- 'id.'; Oudpruisisch kērmens 'lichaam'; < pie. *(s)kér-men- 'huid, vel', dat dan hoort bij de wortel pie. *(s)ker- 'snijden', zie scheren 1. Met andere uitgang maar met vergelijkbare betekenis nog: Latijn corium 'dikke huid, leer', scortum 'id.', cortex 'schors'. Boutkan/Siebinga betwijfelen deze verwantschap en beschouwen het woord als ontlening aan een locale voor-Indo-Europees taal.
Fries: skerm


  naar boven