1.   tussen vz. 'te midden van'
categorie:
geleed woord, verkorting
Onl. intwiskan 'tussen' in in minemo herzan, thaz enzuischan minan brustan ligad 'in mijn hart, dat tussen mijn borsten ligt' [ca. 1100; Will.]; mnl. tusschen, twisschen 'tussen' in negenen dach dertusghen 'geen dag ertussen, zonder onderbreking van één enkele dag' [1236; VMNW daertusschen], tambocht tuisken die goude ende cralinghe 'het ambacht tussen Gouda en Kralingen' [1280-87; CG I], tuisschen der zee, ende amersford 'tussen de zee en Amersfoort' [1300; CG I].
Wrsch. ontstaan door verkorting van onl. intwiskan 'tussen'. Ook in het Hoog- en Nederduits zijn de enkelvoudige vormen jonger dan de gecombineerde:
Os. undartwisk (mnd. twischen, tuschen); ohd. in zwiskēn, undar zwiskēn (mhd. zwischen, zwüschen, nhd. zwischen); ofri. twiska, twisk (nfri. tusken); oe. betweox, betwix, bet(w)ux (ne. vero. betwixt); alle 'tussen'. De os., ohd. en oe. vormen zijn afgeleid van pgm. *twiska- 'tweevoudig, dubbel', een afleiding van *twi- 'twee', zie twee, met attestaties os. twisk en ohd. zwisci. De bijwoordelijke constructie ohd. in zwiskēn betekent letterlijk 'in het dubbele'. Het jongere voorzetsel zwischen is door verkorting hieruit ontstaan (Pfeifer, Kluge21).
Mnl. twisschen komt vooral in Holland en Utrecht voor; het grootste deel van het Nederlandse taalgebied had echter tusschen, met -u- < -wi-, zoals in zuster en zulk. Deze klankverandering heeft zich niet overal doorgezet (zie Schönfeld, par. 53): in bijv. dwingen en twist is de oorspr. vorm bewaard gebleven.
Fries: tusken


  naar boven