1.   gordel zn. 'band om het middel'
categorie:
geleed woord
Mnl. gordel 'ceintuur, band om het middel' [1240; Bern.], ghegord met eenen ruen gordele 'met een onbewerkte riem om' [1285; CG II, Rijmb.].
Afgeleid van het werkwoord gorden met het achtervoegsel -el, zoals in beitel.
Mnd. gördel, gordel 'band, riem'; ohd. gurtel 'band' (nhd.Gürtel 'id.'); ofri. gerdel 'band, riem' (nfri. gurdle, gurl(e) 'id.'); oe. gyrdel 'band, riem' (ne. girdle 'gordel; korset, jarretelgordel'); on. gyrđill 'band' (nzw. gördel 'id.'); < pgm. *gurd-ila-.
Fries: gurdle, gurl(e)


  naar boven