1.   ivoor zn. 'been van olifantslagtanden'
categorie:
leenwoord
Mnl. iuorie 'ivoor' [1240; Bern.], dese tant es yuor fijn dat dandre alle niet sijn 'deze tand is van zo mooi ivoor als geen andere tand' [1287; CG II, Nat.Bl.D].
Ontleend aan Frans ivoire 'ivoor', met als oudste vindplaats Picardisch ivorie [ca. 1140; Rey], uit vulgair Latijn *eboreum, gebruik als zn. van het klassiek-Latijnse bn. eboreus 'ivoren', dat weer een afleiding is van het eveneens klassieke zn. ebur (genitief eboris) 'ivoor', later bij overdracht ook 'olifant'. Ebur is wrsch. een ontlening aan een Hamitische taal, vergelijk Egyptisch āb(u) 'olifant, ivoor', Koptisch ebu, ebou 'id.'. Zie ook elpenbeen.
ivoren bn. 'van ivoor'. Mnl. yvorijn, yvoren in een setel, die yvorijn was 'een ivoren zetel' [1300-50; MNW-R], haer lijf, dat scoenre sceen ende witter dan yvorijn been 'haar lichaam dat er mooier uitzag en witter dan ivoor' [1300-50; MNW-R], die horen was yvoren 'de hoorn was van ivoor' [1340-60; MNW-R]. Afleiding van ivoor met het achtervoegsel -en voor stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. De uitdrukking ivoren toren [1901; WNT toren I], als symbool voor afzondering van de dagelijkse realiteit, is een leenvertaling van Frans tour d'ivoire [1830; Robert], geïntroduceerd door de dichter Charles A. Sainte-Beuve (1804-1869): Et Vigny, plus secret, comme en sa tour d'ivoire, avant midi rentrait 'en Vigny trok zich voor de middag stilletjes terug als in zijn ivoren toren'. Eerder komt de woordcombinatie turris eburnea (Statenvertaling elpenbenen toren) al voor in het Oude Testament, in Hooglied 7:4, daar echter als vergelijking voor een mooie sterke en rechte hals; ook in de moderne literatuur kwam ivoren toren tot in de 19e eeuw nog voor als symbool voor reinheid en kracht. Na Sainte-Beuve, en in het bijzonder na Henry James' onvoltooide roman Ivory Tower (1917), kwam de uitdrukking in de moderne betekenis in vele talen terecht.


  naar boven