1.   schans zn. 'versterkingswerk; springschans'
categorie:
leenwoord
Mnl. scans 'rijshout' in de plaatsnaam Scanseeute 'weide in bos (eeute) met rijshout' [1444; Claes 1997]; vnnl. scanse 'takkenbos, rijsbos' [1512; MNHWS], dan schans(s)korven 'schanskorven' [1527; MNHWS], schanssen (ww.) 'schansen opwerpen' [1544; MNHWS], daarna schans 'versterkingswerk' in binnen schansen [ca. 1550; WNT verknapen], en Eenen stercken schans [1561; WNT Aanv. erreur]; nnl. schans 'springschans voor skiërs' als in de Olympia-schans [1927; Vaderland].
Vermoedelijk ontleend aan Middelnederduits schanse, schantze 'bundel rijshout; verdedigingswal', Hoogduits Schanze 'verdedigingswal' [eind 15e eeuw; Paul], eerder al 'bundel rijshout', Hessisch schanze 'bundel rijshout, grote mand' en Westfaals schantse 'takkenbos' (Kluge). De verdere etymologie van deze woorden is niet duidelijk. In de 20e eeuw ging Schanze ook 'springschans' betekenen door de overeenkomst van de ski-schans met een bepaald type verdedigingswal: gelijkvloerse toegang, maar aan de andere kant loodrecht naar beneden aflopend.
Verdedigingswallen werden versterkt met rijshout, dat vaak verwerkt werd in een soort manden zonder bodem, gevuld met aarde (schanskorven). Dat verklaart de overgang van 'rijshout' naar 'verdedigingswal'. Het woord zou in de laatste betekenis meegenomen zijn door Duitse huursoldaten.
Er is wel aangenomen dat het woord schans ontstaan is uit schrans 'bundel, takkenbos' [1477; Teuth.], ook 'verdedigingswal', in een onduidelijke betekenis al iets eerder gesignaleerd [1470-71; Claes 1995] (Claes). Het probleem is dat schrans niet duidelijk ouder is dan schans. Bovendien komt het verwante schanze al vroeg in het Duits voor (waar geen woord met overeenkomstige betekenis met een r bestaat). Schanze zou dan door het Duits in de 15e eeuw aan het Nederlands ontleend moeten zijn, maar er zijn geen sporen van het Nederlandse woord uit die tijd behalve de ene veldnaam Scanseeute uit Zonhoven bij Hasselt. Het woord schans 'rijshout, verdedigingswal' kan overigens (in omgekeerde richting) de betekenis van het in klank verwante schrans 'id.' wél beïnvloed hebben.
Een andere theorie is dat schans ontleend is aan Italiaans scanso dat iets als 'afweer' betekent (NEW, EDale), maar dan wordt de oudste betekenis 'rijshout' van schans genegeerd, terwijl het Italiaanse woord scanso 'terugtocht' [1640; DELI] veel te jong lijkt als bron van ontlening.
Literatuur: F. Claes s.j. (1995), 'Schans en Schrans', in: Naamkunde 27, 33-45
Fries: skâns


  naar boven