1.   melisse zn. 'naar citroen geurende plant (Melissa officinalis)'
categorie:
leenwoord
Vnnl. mellisse, melisse 'bijenkruid, honingbloem, citroenkruid' in melisse heetmen oock ... moedercruyt oft huenickbloeme 'melisse noemt men ook moederkruid of honingbloem' [1543; MNW], tsap van mellisse [1546; MNW].
Ontleend, mogelijk via Frans mélisse 'naar citroen geurende plant' [1740; TLF], ouder melise [ca. 1256; TLF], aan middeleeuws Latijn melissa 'bijenkruid', dat ontleend en verkort is uit Grieks melissóphullon 'bijenkruid', een samenstelling van mélissa 'bij' en phúllon 'blad'; Grieks mélissa 'bij' is een afleiding van méli 'honing', mogelijk verwant met het eerste lid in meeldauw, en phúllon 'blad' is verwant met blad.
Fries: melisse


  naar boven