1.   druppelen ww. 'in druppels (laten) vallen'
categorie:
geleed woord
Mnl. (3e pers. ev.) droppelt 'valt in druppels' [1488; MNW snede]; vnnl. (imperf.) droppelde 'liet in druppels vallen' [1610-20; WNT], druppel 'laat druppels vallen' [1614; WNT].
Afleiding van druppel, bij het werkwoord druipen.


  naar boven