1.   kwartel zn. 'vogel (Coturnix coturnix)'
categorie:
klankwoord
Mnl. quaccle, quackele 'kwartel' [1240; Bern.], quattele [ca. 1375; MNW]; vnnl. quartel [1537; Pelegromius].
Klanknabootsend woord met oude verkleiningsuitgang -el zoals ook in sommige andere diernamen, bijv. hommel, zie druppel. Het is onduidelijk of, en zoja hoe, de huidige vorm kwartel is ontstaan uit de oudere, maar nu nog slechts gewestelijke varianten kwakkel en/of kwattel. Volgens Eigenhuis (2004) zou het gewicht van een kwartel ongeveer een kwart van dat van een patrijs bedragen en is er dus sprake van volksetymologie.
De klanknabootsende vogelnaam is al veel eerder geattesteerd als middeleeuws Latijn quaccola, quaccoles, quacules (Noord-Frankrijk) [8e eeuw; TLF], dat ook tot Frans caille 'kwartel' heeft geleid. In het Duits werd de slag van de kwartel zonder begin-k gehoord: Wachtel (ontleend als nde. vagtel, nzw. vaktel).
Mnd. quartele.
Fries: kwartel


  naar boven