1.   raden ww. 'gissen; adviseren'
categorie:
erfwoord
Onl. rādan (sterk werkwoord) 'adviseren' in Sie rieden mir ouch, thaz ich ... 'zij adviseerden mij ook, dat ik' [ca. 1100; Will.]; mnl. raden 'beraadslagen, adviseren' [1240; Bern.], 'gissen' in bi der naturen van enen dire, so rait man die nature van enen anderen 'uit de aard van het ene dier kan men de aard van het andere opmaken' [1270-90; VMNW].
Os. rādan 'zorgen voor'; ohd. rātan 'adviseren, beraadslagen' (nhd. raten); ofri. rēda 'adviseren, helpen, zorgen voor' (nfri. riede); oe. rǣdan 'adviseren, beraadslagen, besluiten; uitleggen, verklaren, voorspellen, lezen' (ne. read 'lezen'); on. ráða 'adviseren, beraadslagen, besluiten' (nzw. råda); got. garedan 'voorbereiden', uzredan 'besluiten'; < pgm. *rēdan-. Daarnaast met andere ablaut pgm. *rōdijan-, waaruit: on. røda 'spreken'; got. rōdjan 'id.'. Het woord toont in de afzonderlijke Germaanse talen een grote verscheidenheid aan betekenissen. De oorspr. Germaanse betekenis is moeilijk vast te stellen, maar luidt vermoedelijk 'beraadslagen, overleggen'. Zie ook raad.
Wrsch. verwant met: Sanskrit rādhnóti 'gereedmaken'; Oudkerkslavisch raditi 'opletten, zorgen voor'; Oudiers rádid 'zeggen'; < pie. *reh1dh-, *roh1dh- 'ten uitvoer brengen' (LIV 499). Mogelijk is dit een uitbreiding van de wortel *reh1- 'overwegen, beschouwen', waarvoor zie rede.
In het Nederlands was de belangrijkste betekenis van oudsher 'adviseren'. Deze betekenis is grotendeels overgenomen door de afleiding aanraden (met in tegengestelde betekenis afraden en ontraden) en verder nog herkenbaar in de afleiding raadzaam 'verstandig' en de uitspraak het is je geraden! 'dat zou ik maar doen!'. De betekenis 'overdenken, overleggen' is overgegaan op beraden en zie ook beraadslagen. Een oude afleiding is ook nog verraden.
De huidige betekenis 'gissen' is ontstaan uit 'iets overpeinzen', i.h.b. 'zich een mening of denkbeeld vormen van iets wat onbekend is'. Deze kwam al voor in het Middelnederlands, maar gewoner in deze betekenis was gheraden, een afleiding die in het Vroegnieuwnederlands verouderd raakte maar nog wel bestaat in dialecten.
Het werkwoord raden was oorspr. sterk, maar kreeg er een zwakke verleden tijd raadde bij, die nu veel gebruikelijker is dan ried.
raadsel zn. 'opzettelijk duister geformuleerde vraag, enigma'. Mnl. ratsele 'probleem, vraagstuk' [1240; Bern.]. Afleiding met het achtervoegsel -sel van raden.
Fries: riede ◆ riedsel, riedling


  naar boven