1.   dreg zn. 'klein anker'
categorie:
waarschijnlijk substraatwoord
Mnl. dregge 'haak, baggerbeugel' [1365-66; Gail.Brugge]; nnl. dregge, dreg 'klein anker'.
Meestal wordt aangenomen dat dreg al dan niet via Oudfrans drague 'baggerspade, dreg' ontleend is aan oe. dræge 'sleepnet, dreg, haak', bij het sterke werkwoord dragan 'slepen'. Het is echter minstens zo waarschijnlijk dat het woord oorspr. Nederlands is en direct teruggaat op de wortel pgm. *drag- van dragen, en wel als afleiding pgm. *dragjō-; de uitgang -jō- verklaart dan de umlaut -a- > -e- en de geminatie van de medeklinker -g-.
Mnd. dragge 'klein anker'.
dreggen 'met een dreg zoeken'. mnl. drecghen 'baggeren' [1365-66; Gail.Brugge]; vnnl. dreggen 'aan dregankers vastleggen' [1671; WNT], 'met een dreg vissen' [1617; WNT]. Afleiding van dreg.


  naar boven