1.   sergeant zn. 'onderofficier'
categorie:
leenwoord
Mnl. eerst in verschillende vormvariaties: sariant 'dienaar' [1240; VMNW], sarjante 'gewapende dienaren' [1260-80; VMNW], sieriant 'ambtenaar' [1283; VMNW], sine seriante 'zijn krijgslieden' [1285; VMNW], sergant 'dienaar' [1295; CG I, 2247], later ook serviënten 'helpers van de celebrant, acolieten' [1484; MNW]; vnnl. Sergeant van Wapenen 'eerste deurwaarder' (bij het Hof van Holland) [1515; WNT], sergeant 'gerechtsdienaar' [1562; Trefwoord 12, 177], maar ook een verbastering als schergeant [1599; Kil.], naast Sergeans 'onderofficieren' [1610-19; WNT]; nnl. rang in het moderne leger in de luitenant, de sergeant en de beide korporaals [1867; WNT].
Ontleend aan Frans sergant, serjant [ca. 1050; Rey], daarna sergent [begin 13e eeuw; Rey], dat aanvankelijk 'beheerder van landgoederen' [eind 11e eeuw; Rey], 'gerechtsdienaar' [ca. 1155; Rey] en 'bediende van hogere rang', ook 'soort soldaat te voet' [12e eeuw; Rey] betekende, later ook 'onderofficier van de infanterie' [16e eeuw; Rey], ontwikkeld uit juridisch middeleeuws Latijn serviens 'dienaar' (mv. servientes), het zelfstandig gebruikte teg.deelw. van servīre 'slaaf zijn, dienen, zich wijden aan', zie serveren. In de vorm serviënten rechtstreeks aan het Latijn ontleend.
De spelling sergeant [1370; FEW] komt slechts in een uitzonderingsgeval voor in het Frans, maar is wel de gebruikelijke spelling voor de militaire rang in het Engels en het Duits (toen die rang daar nog voorkwam). Mogelijk is de moderne Nederlandse spelling ontleend aan het Engels: sergeantes of armes 'officieren van de koning' [voor 1400?; OED], in de 16e eeuw een functionaris die de bevelen van het parlement moest afdwingen, als simplex sergeant [ca. 1386; OED], ouder sergantz (mv.) [voor 1300; OED], voor iemand met dezelfde functie voor rechtbanken en gezagsdragers. Ook deze term is aan Frans serjant (sergent, sergant) ontleend. Voor sergeant-majoor zie majoor.
Fries: sersjant


  naar boven