1.   waarzeggen ww. 'voorspellen'
categorie:
geleed woord
Mnl. waersegghen 'de waarheid spreken' in iet is viele betere dat man sinen here torne mit wair sechene. dan dat man huome wel behage mit smekene 'het is veel beter dat men zijn heer boos maakt door de waarheid te spreken dan dat men hem behaagt door mooi te praten' [1270-90; VMNW], waersegghen, waersagen 'de toekomst voorspellen' in Mine sproken ende mijn waerseggen 'mijn vertellingen en mijn waarzeggen' [1300-25; MNW-R], Eene joncvrouwe ... Die van waersagene was vroet 'die verstand had van waarzeggerij' [1300-25; MNW-R].
Samenstelling van waar 2 'overeenstemmend met de werkelijkheid' en zeggen 'spreken', mogelijk gevormd in navolging van het Duits.
Mnd. wārseggen 'de waarheid spreken; waarzeggen'; mhd. wārsagen 'id.' (nhd. wahrsagen); nfri. wiersizze 'id.'.
Fries: wiersizze


  naar boven