1.   aagje zn. 'nieuwsgierig persoon'
categorie:
eponiem
Nnl. aagje [1654; WNT Supp.].
Genoemd naar Nieuwsgierig Aagje (als verkleinwoord van Agatha), voorheen meestal met de toevoeging van Enkhuizen, een personage dat voor het eerst voorkomt in het kluchtboek De Gaven van de milde St. Marten uit 1654 (Stoett 1953 geeft abusievelijk 1645).
Het Kluchtigh Avontuurtje van 't Nieuwsgierigh Aeghje van Enckhuijsen werd in 1655 overgenomen als bijvoegsel in de populaire bundel Het Leven en Bedryf van Clement Marot. Uit het Fransch in het Nederduyts vertaalt door Jan Soet. Het thema is afkomstig uit Trijntje Cornelis (1653) van Huygens. Het Engels kent als vergelijkbare uitdrukkingen Miss Paulina Pry en Paul Pry.
Literatuur: A. Barnouw (1901) ''t Nieuwsgierig Aagje van Enkhuizen', in: TNTL 20, 291-301; Reinsma 1998
Fries: Aachje
2.   academie zn. 'hogeschool'
categorie:
leenwoord, eponiem
Vnnl. Academie [1575; WNT wassen I].
Ontleend aan Latijn acadēmīa < Grieks akadḗmeia, de naam van een openbare tuin buiten Athene die naar de held Akádēmos was genoemd.
In deze tuin kwam de Platonische school samen van 385 voor Chr. tot 529 na Chr. De naam academie werd eerst op de wijsgerige school van Plato toegepast, daarna op de scholen die hieruit voortkwamen en ten slotte op iedere vereniging die zich bezighield met wetenschap. De betekenis 'genootschap ter beoefening van de wetenschap' is ontstaan onder invloed van Frans académie [1508].
academisch bn. 'van een hogeschool; schools, theoretisch'. Vnnl. academisch [1619; WNT Supp.], afleiding met -isch.
Fries: akademy
3.   achilleshiel zn. 'kwetsbare plek'
categorie:
geleed woord, eponiem
Nnl. achilleshiel [1872; Dale].
Samenstelling uit hiel en de naam Achilles < Latijn Achilles < Grieks Akhilleús. Wellicht naar voorbeeld van ouder Engels Achilles' heel 'id.' [1810; OED].
Om Achilles, de beroemde Griekse held in de Trojaanse oorlog, onsterfelijk te maken zalfde zijn moeder hem na zijn geboorte in met ambrozijn en om hem onkwetsbaar te maken dompelde zij hem in de rivier de Styx. Zij hield hem daarbij vast bij de hiel, waardoor hij daar kwetsbaar bleef. Achilles werd op het slagveld gedood door een pijlschot van Paris op deze enige kwetsbare plek van zijn lichaam.
achillespees zn. 'pees tussen hiel en kuitspier'. Nnl. achillespees [1872; Dale].
Literatuur: Apeldoorn 1997
4.   achillespees
categorie:
geleed woord, eponiem
Zie: achilleshiel
5.   akela zn. 'groepsleider'
categorie:
leenwoord, eponiem
Nnl. akeela 'leider of leidster bij de padvinderij' [1926; WNT Aanv.].
Het woord gaat terug op Hindi akelā 'alleen, eenzaam'.
In 1924 verschijnt het woord in het Engels bij de padvinderij. Het is overgenomen uit The Jungle Book (1894) van Rudyard Kipling (1865-1936); Akela is daarin "the great gray Lone Wolf, who led all the Pack by strength and cunning", 'de grote grijze eenzame wolf, die de troep (wolven) aanvoerde, sterk en geslepen als hij was'. Aanvankelijk werden de jonge padvinders die nu 'welpen' worden genoemd, aangeduid als 'jonge wolven': zij stonden onder de leiding van de akela.
6.   algoritme zn. 'rekenschema'
categorie:
leenwoord, eponiem
Vnnl. algorithmus (gelatiniseerde vorm) "rekenkunde" [1658; Meijer]; nnl. algorithme [1886; Kramers].
Ontleend aan middeleeuws Latijn algorithmus, nevenvorm onder invloed van arithmetica 'rekenkunde' van algorismus, naar Al-Ḵuwārizmī 'de man uit Ḵuwārizm', de gearabiseerde bijnaam van de uit Chowarizm in Perzië (het huidige Khiva in Oezbekistan) afkomstige Abū Jaʿfar Muḥammad ibn Mūsā (ca. 780-850), een invloedrijk wiskundige, geograaf en astronoom.
Zijn boek 'Opmerkingen van Al-Ḵuwārizmī over de kunst van het rekenen met Indiase cijfers' kreeg in de 12e eeuw in Europa bekendheid onder de titel Algorismi de numere Indorum. Algorismi was de Latijnse verbastering van de persoonsnaam Al-Ḵuwārizmī, maar werd algauw opgevat als 'rekenwijze'.
Literatuur: Philippa 1991
7.   amaryllis zn. 'sierplant van het geslacht Hippeastrum (vroeger Amaryllis)'
categorie:
leenwoord, eponiem, geleerde schepping, bedenker bekend
Nnl. amaryllis "Lelie-narcis" [1780, bij Houttuyn; WNT].
In 1735 door Linnaeus zo genoemd naar Amarullís, een herderin in de 3e Idylle van de Griekse dichter Theocritus van Syracuse (ca. 300-250 voor Chr.). Deze naam is afgeleid van Grieks amarússein 'stralen, flonkeren'.
Fries: amaryllis
8.   ammehoela tw. 'nooit van mijn leven'
categorie:
eponiem
Nnl. am(m)ehoele, amenoele, aan me hoela [ca. 1928; Sanders 1993].
Wisselvorm van ammenooitniet, dat zelf weer een eufemistische variant is van aan me reet. De uitroep gaat "eventueel gepaard met een klap op de eigen, even naar achteren gedrukte bil" (Endt 1972). De term ontstond aan de Revue in Amsterdam als woordspeling op de naam van de Afghaanse koning Amanoellah (1892-1960). Deze moest in 1929 aftreden, nadat zijn pogingen om zijn land naar westers model te hervormen tot een burgeroorlog hadden geleid. De uitroep is ten onrechte toegeschreven aan de komiek Johan Buziau.
Literatuur: Sanders 1993; Coster 1998
9.   ammoniet zn. 'fossiel weekdier (Ammonites); schelp'
categorie:
leenwoord, eponiem, geleerde schepping
Nnl. Ammons-Hoorens of Ammonieten [1780; WNT].
Ontleend aan Neolatijn ammonites 'id.' [1732; Rey], een wetenschappelijke naam op basis van Latijn ammōnis cornua 'horens van Ammon'. De windingen van deze schelp hebben de vorm van een ramshoorn, een voorwerp waarmee in de Oudheid de Egyptische god Ammon werd gesymboliseerd, wiens naam ook de basis vormt van ammoniak.
10.   ampère zn. 'standaardeenheid van elektrische stroomsterkte'
categorie:
geleerde schepping, eponiem
Nnl. ampère [1887; WNT Supp.].
Internationaal woord, genoemd naar de Franse natuurkundige André M. Ampère (1775-1836) wegens zijn verdiensten op het gebied van de elektriciteit. Het woord werd in 1881 voorgesteld op een congres over elektriciteit en bevestigd op een internationaal congres in 1884.
Fries: ampêre

Volgende 10 lemmata
  naar boven