1.   deinen ww. 'op en neer gaan'
categorie:
erfwoord
Vnnl. swalpende en dynende 'krachtig op en neer golvend' [1618; WNT], nnl. deinende 'id.' [1808; WNT] (maar voor eerdere spellingen met -ei- en -ey- zie onder bij deining), deinen 'rustig op en neer gaan, wiegen' [1785; WNT].
Er wordt gedacht dat het woord uit het Fries in het Nederlands is gekomen. De herkomst van Oudfries *thina is echter onduidelijk, al wordt gedacht aan verband met het werkwoord dijen in gedijen. Een andere verklaring denkt aan verwantschap met Oudnederlands thennon 'zich uitstrekken, spannen' [10e eeuw; W.Ps.], dat teruggaat op Proto-Germaans *þan-jan- 'zich uitstrekken, spannen', behorend bij de wortel van dun. De umlaut van de korte -a- voor een gedekte nasaal verschijnt in het Nederlands namelijk vaker als -ei-, bijv. in Oudnederlands eindi, endi 'einde' (zie einde), en (mv.) heindi naast hendi 'handen'. Als dit klopt, kan dynen niet de oorspr. spelling zijn.
Alleen ofri. *thina (nfri. tine 'zwellen, uitdijen', Oost-Fries dinen 'zwellen, deinen'), daarnaast dynje 'deinen' < Nederlands.
deining zn. 'op-en-neerbeweging'. Vnnl. deyninghe 'deining' [1567; Nomenclator], deininge [1642; WNT werpen III].
Fries: ◆dining


  naar boven