1.   liquideren ww. 'beëindigen, afrekenen'
categorie:
leenwoord
Vnnl. liquideren 'vereffenen van schulden, afwikkelen van geldelijke overeenkomsten' in schulden oft lasten niet gheliquideert [1544; WNT], eenighe questie ... die sy onder malcanderen niet en connen liquideren ofte effenen 'een geschil dat ze niet onder elkaar kunnen oplossen' [1602; WNT effenen]; nnl. liquideren ook 'beëindigen, opheffen (van bedrijven, instellingen e.d.)' [1843; WNT], liquideren 'vermoorden, uit de weg ruimen' in de [Russische geheime dienst] zuiverde toen het geheele district, door twee priesters, ... en meer dan twintig anderen als contra-revolutionairen te ontmaskeren en ... te liquideeren [1938; Vaderland].
Ontleend, via Frans liquider 'id.' [1520; Rey], aan Italiaans liquidare 'vaststellen, vereffenen, afwikkelen van geldzaken' [1516; DELI], ontleend aan Laatlatijn liquidare 'id.', uit algemener 'helder maken, vloeibaar maken', afleiding van liquidus 'helder, vloeibaar', zie liquide.
In zowel het Italiaans, het Frans als het Nederlands is dit woord in de eerste plaats een financieel-economische vakterm. Bij uitbreiding betekent het liquideren of de liquidatie van een bedrijf een 'afwikkeling van alle zaken m.b.t. het opheffen van het bedrijf'. Overdrachtelijk spreekt men ook van het liquideren van personen, als eufemisme voor moord. Deze betekenis komt zowel bij Engels liquidate (jaren 1920) als bij het Nederlandse woord aanvankelijk vooral voor in nieuwsberichten over Rusland en zal ontleend zijn aan Russisch likvidírovat' 'liquideren, beëindigen'.
liquidatie zn. 'het liquideren'. Vnnl. liquidatie [1545; Stall.]; liquidatie vanden voorschreven interest 'afrekening van de bovengenoemde interest' [1582; WNT]. Ontleend via Frans liquidation, aan Italiaans liquidazione 'id.' [1517; DELI], afleiding van liquidare.
Fries: likwidearje ◆ likwidaasje


  naar boven