1.   langwerpig bn. 'lang van vorm'
categorie:
geleed woord
Mnl. langwerpelt, lancwarpelt, 'lang van vorm' in dat scarp daerof was lancwarpelt ront 'de punt daarvan was langwerpig en afgerond' [ca. 1450; MNW], die tonghe is ... dun en langwerpelt 'de tong is dun en langwerpig', so ist hert ... langwerpelt ende ront 'aldus is het hart langwerpig rond' [beide 1485; MNW]; vnnl. lanckworpich 'rechthoekig maar niet vierkant' [1585; Stevin], ook nog de vormen langwerpt [1600; WNT] en langworpt [1629; WNT], dan langwerpig [1643; WNT].
Afgeleid met -ig van lang en de stam van werpen. Dit achtervoegsel kwam in de plaats van de niet meer begrepen uitgang van het oudere woord langwerpelt.
Mnd. lankworpel; me. longe warpid 'langwerpig rond'.
Verdere etymologie onduidelijk. De uitgang -elt doet denken aan die van een verl.deelw. van *werpelen, waarvan echter geen attestaties bekend zijn. Het semantische verband met werpen is eveneens onduidelijk, want ook Middelnederlands werpen 'gooien' heeft geen betekenis of betekenisnuance die men duidelijk met langwerpelt in verband kan brengen. Een betekeniselement van mnl. langwerpelt en vnnl. langwerpig is naast langgerektheid vaak ook rondheid, iets wat ook geldt voor het Middelengelse equivalent longe warpid, dat daarom kan worden verklaard uit de onovergankelijke betekenis 'krommen' van Middelengels warpen (Nieuwengels warp). Dat zo'n betekenis bij werpen geheel ontbreekt, is volgens Logeman (1925) geen bezwaar tegen de etymologie langwerpig = "lang-rondig".
Van Lessen (1928) gaat niet uit van het werkwoord werpen, maar van het Middelnederlandse zn. werp(e) (ook o.a. Middelnederduits en Middelengels warp) 'schering', waarbij langwerpig dus oorspr. 'met een lange schering', dus 'langer dan breed' heeft betekend. Er is echter geen enkel voorbeeld bekend van een toepassing van langwerpelt op weefsels (FvWS) en ook de uitgang -elt, Middelnederduits -el, blijft dan volstrekt onverklaard. Verband met mnl. werpel 'dobbelsteen' (MNW) is af te wijzen op grond van het betekeniselement 'rondheid' van langwerpelt.
Verband met ohd. hwerbal 'rond' (zie wervel) (MNW) is om fonologische en morfologische redenen onaannemelijk.
Literatuur: S. Stevin (1585), Dialectike ofte Bewysconst, Antwerpen, 152; H. Logeman (1925), 'The semasiology of some verbs of motion and the etymology of Dutch langwerpig', in: LB 17, 1-16 en 45-64; J.H. van Lessen (1928), Samengestelde Naamwoorden in het Nederlandsch, Groningen/Den Haag, 143-146
Fries: langwerpich, naast langwizich


  naar boven