1.   tiran zn. 'despoot'
categorie:
leenwoord, substraatwoord in brontaal
Mnl. tyran, tiran, tyrant 'duivel' in In sinen kerkere hielt gebonden ... die tiran [1265-70; VMNW], 'wreed heerser' in die keiser ... de mordadeghe tyran [1285; VMNW], 'wreed mens, onmens' in (Goliath) die sterke tyrant [1285; WNT], 'despoot' in eyn tyran off eyn starck koonynck [1477; Teuth.]; vnnl. tyran, tiran, tyrant 'despoot, wreed heerser' in Pharao den tyrant [1540; WNT]; nnl. tiran 'despoot' in in de magt van tirannen [1838; WNT].
Ontleend aan Frans tyran 'despoot' [begin 13e eeuw; TLF], ouder tyranz, tiranz 'despoot, wreed heerser' [950-1000; TLF], een geleerde ontlening aan Latijn tyrannus 'heer, meester, tiran'; dat woord is zelf ontleend aan Grieks túrannos 'heer, meester, vorst, tiran', van onbekende verdere herkomst.
Fries: tiran


  naar boven