1.   saffraan zn. 'krokussoort (Crocus sativus); specerij en kleurstof'
categorie:
leenwoord, volksetymologie
Mnl. soffraen 'krokus' [1240; Bern.], suffraen, sulferaen 'krokus, specerij, kleurstof' in een verendel ponts suffraens 'een kwart pond saffraan' [1286; VMNW], Crocus etewi sulferaen '(Latijn) crocus noemen wij sulferaen' [1287; VMNW], saffraen [ca. 1375; MNW]; vnnl. saffraen 'krokus; gele specerij' [1588; Kil.].
Ontleend aan Oudfrans safren 'specerij' [13e eeuw; TLF], eerder ook al safran 'krokus' [ca. 1150; TLF] en 'gele kleurstof' [1100-50; TLF] (Nieuwfrans safran), een geleerde ontlening aan middeleeuws Latijn safranum, dat zelf ontleend is aan Arabisch zaʿfarān 'krokus, saffraan', een woord dat mogelijk uit het Perzisch afkomstig is.
De Middelnederlandse variant solferaen, sulferaen is volksetymologisch beïnvloed door het woord solfer, sulfer 'zwavel' [1285; VMNW], waarschijnlijk wegens de kleur.
Literatuur: Philippa 2008
Fries: saffraan


  naar boven