1.   mijn 2 zn. 'groeve; bom'
categorie:
leenwoord
Mnl. eerst het ww. mineren 'een onderaardse gang graven' in dus so waendi mineren 'op die manier dacht hij een gang te graven' [1285; VMNW], dan het zn. mine 'ertsader, metaalerts' in zilver ofte loot ofte ander mine [midden 14e eeuw; MNW]; vnnl. mijne 'ertsgroeve, onderaardse gang' [1567; Nomenclator, 400a], myn, mijn 'gat of gang waar ontplofbare stof wordt ingegraven om een versterkte plaats op te blazen' in nocht mijn nocht storm en zalz' aen 't glijen krijgen 'noch ondermijning, noch stormloop zal hem doen wankelen' [1625; iWNT], dan ook mijn 'ontplofbare stof in zo'n gat of gang' in de mijnen laten springen [1687; iWNT]; nnl. mijn 'toestel met ontploffingsmiddelen in vaarwater' [1906; WNT], 'landmijn' [1950; Van Dale].
Ontleend aan Frans mine 'gegraven gang of gat om iets met springstof op te blazen' [1578; TLF], eerder al 'tijdens belegering gegraven gang onder verdedigingswerken' [eind 14e eeuw], eerder ook al 'erts, mineraal' [1300; TLF] en 'groeve waar zich mineralen, ertsen bevinden' [ca. 1220; TLF]; dit woord mine is ontleend aan een Gallisch woord *mina of *meina 'ruwe erts, metaalerts'. Het ww. mineren is ontleend aan Frans miner 'gangen, loopgraven, mijnen graven' [ca. 1200; TLF], afgeleid van mine; ook middeleeuws Latijn minare 'id.' komt voor, dat niet teruggaat op een klassiek-Latijns woord, maar eveneens is gebaseerd op het Gallisch.
Naast Gallisch mina Oudiers méin, mían 'erts, metaal' (Iers mein); Welsh mwyn 'erts, mijn'; < Proto-Keltisch *mēni- 'mineraal, metaal'.
De betekenis 'erts, mineraal' komt na de Vroegnieuwnederlandse periode niet meer voor. De betekenis 'gat met springstof' is opnieuw aan het Frans ontleend. De betekenis 'ontplofbare zeemijn, landmijn' is ontleend aan het Engels, waar mine ook ontleend was aan het Frans, en waar een betekenisontwikkeling had plaatsgevonden van mine 'gang of gat met springstof' [18e eeuw; OED] via 'lading springstof in zo'n gang of gat' [1844; OED] naar 'toestel dat bij aanraking ontploft', en wel eerst 'zeemijn' [1862; OED], dan ook 'landmijn' [1890; OED].
Bij de betekenis 'gang die wordt gegraven onder verdedigingswerken' is de afleiding ondermijnen ontstaan, eerst in de letterlijke betekenis 'ondergraven' [1625; WNT], dan ook figuurlijk 'aantasten, tornen aan' [1776; WNT].
Fries: myn


  naar boven